Brandstofleidingen

Brandstofleidingen dienen bij ingebruikname en vervolgens periodiek geïnspecteerd te worden. De Eerste Bijzondere Inspectie (EBI) is een belangrijke basis voor de effectieve uitvoering van (periodieke) inspecties van uw brandstofleiding. De Eerste Bijzondere Inspectie (EBI) dient voor de eerste keer uitgevoerd te worden binnen zes weken na ingebruikname, conform het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) Artikel 6.38 (keuring van stookinstallaties). Voor de periodieke inspectie geldt een frequentie die afhangt van de soort stookinstallatie. Om de keuringsplicht inzichtelijk te maken kunt u gebruik maken van onze Beslisboom op onze downloadpagina. Bij aardgas als brandstof betreft het de leiding van het leverpunt van de gasleverancier (de gasmeter) tot de verwarmings- of stookinstallatie.

SCIOS Scope 7a, 7b en 7c

Offerte aanvragen

Dit is eveneens het geval bij propaan, butaan of mengsels als brandstof. In geval van olie als brandstof betreft het de leiding (of leidingen bij een tweepijpsysteem) van reservoir tot de verwarmings- of stookinstallatie. Voor aardgas- en olieleidingen is in de SCIOS-regeling vastgelegd wat de omvang van de werkzaamheden inhoudt. Voor olieleidingen en vloeibaar gasleidingen is dit tevens beschreven in de van toepassing zijnde PGS-publicatie (PGS = Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen).

Eerste Bijzondere Inspectie (EBI)

Daar elk leidingsysteem voor de toevoer van brandstof uniek is, is het van belang dat de brandstofleidingen worden gecontroleerd tijdens het ontwerp, bij de aanleg en in de fase van ingebruikname. Er moet worden getoetst of de leiding is ontworpen, aangelegd en beproefd volgens de (nationaal) geldende veiligheidsvoorschriften en de voorschriften van de leveranciers inzake veiligheid en milieubescherming. Er wordt beoordeeld of de leiding, in de omgeving waarin ze is gelegd, voldoet aan de relevante voorschriften zodat de leiding ook op de lange termijn veilig kan functioneren en het milieu niet onnodig belast.
De meet- en beoordelingsgegevens worden in een rapport verwerkt: het basisverslag ‘Brandstofleiding’. Dit basisverslag bevat niet alleen de feitelijke meetgegevens maar ook aanwijzingen bestemd voor medewerkers Periodieke Inspectie om hun werkzaamheden in de toekomst snel en adequaat te kunnen verrichten. Als de leiding voldoet aan de eisen wordt een ‘certificaat van ingebruikname’ afgegeven. Zowel het basisverslag als het certificaat worden toegevoegd aan het installatiedossier. Ook voor brandstoftoevoerleidingen is de in het basisverslag opgegeven frequentie het uitgangspunt voor een goed en veilig functioneren.

Offerte aanvragen

Periodieke Inspectie (PI)

Bij de periodieke inspectie aan brandstofleidingen wordt beoordeeld of een leiding met toebehoor nog in een zodanige staat verkeert, dat deze aan de geldende eisen inzake veiligheid en milieu voldoet. Dit omvat een controle op de staat van de leiding en de functionaliteit van de afsluiters. Indien van toepassing wordt ook de juiste afstelling van de gasdrukregelapparatuur tijdens normaal bedrijf en van beveiligingsapparatuur bij afwijkende omstandigheden gecontroleerd. Ook controles op dichtheid van de leiding en het detecteren van eventuele lekken behoren daartoe. Dit geschiedt aan de hand van de in het basisverslag vastgelegde gegevens.
Indien gebreken worden aangetroffen, wordt de opdrachtgever verzocht om herstel- of onderhoudswerkzaamheden uit te laten voeren.  Als uit de keuring blijkt dat de installatie onderhoud (als ook correctief onderhoud of reparatie) nodig heeft, vindt dat onderhoud binnen twee weken na de keuring plaats. De wettelijke bepaling hiervoor is terug te vinden in het Besluit bouwwerken leefomgeving Artikel 6.39. (afstellen, onderhoud en rapportage). Veel onderhoudsaspecten aan (stook)installaties zijn ook omschreven in de voorschriften van de fabrikant. Dit kan omdat een brandstofleiding, op eventuele afsluiters en regelaars na, geen bewegende delen bevat. De kwaliteitsachteruitgang wordt dan ook vooral veroorzaakt door veroudering van de materialen en door corrosieprocessen.
Herstelwerkzaamheden waarbij de veiligheid in het geding kan zijn, worden door gekwalificeerde installatie- of onderhoudsbedrijven uitgevoerd. Als de werkzaamheden geen gastechnische veiligheidsrisico’s met zich mee brengen (bijvoorbeeld schilderen van een bovengrondse leidingen en dergelijke), dan kunnen deze werkzaamheden afhankelijk van de kwalificaties van het personeel, ook door de eigen technische dienst worden uitgevoerd.

Offerte aanvragen

Omdat inspecties aan brandstofleidingen geheel afwijken van inspecties aan stooktoestellen en hun afvoersystemen, bestaat hiervoor een aparte scope in de SCIOS-regeling, namelijk scope 7 (brandstofleidingen).

Scope 7a Van toepassing op brandstofleidingen (gasgestookte stookinstallaties) met een nominale gasdruk lager dan 0,5 bar.

Scope 7b Van toepassing op brandstofleidingen (gasgestookte stookinstallaties) met een nominale gasdruk hoger dan 0,5 bar.

Scope 7c Van toepassing op brandstofleidingen (niet-gasgestookte stookinstallaties) ongeacht de nominale druk.

Inspectiefrequentie

In het geval van gasgestookte stookinstallaties (SCIOS Scope 7a of SCIOS Scope 7b) vindt de eerste volgende Periodieke inspectie (PI) aan de brandstofleiding, plaats binnen 48 maanden na ontvangst “verklaring ingebruikname” vanuit de Eerste bijzondere inspectie (EBI). Dit met een repeterende cyclis van telkens 48 maanden.
Bij een SCIOS Scope 7b inspectie wordt vanuit de Nederlandse norm wel vereist dat er jaarlijks een visuele inspectie plaatsvindt op het gehele leiding tracé. Daarbij is het noodzakelijk om jaarlijks calamiteitenafsluiters, druk- en regelapparatuur te testen/controleren.
Dit alles wordt uitgevoerd door een daartoe bevoegd persoon / SCIOS Scope 7b inspecteur. De bevindingen daarvan worden vastgelegd en opgenomen in het rapport tijdens de periodieke inspectie tijdens SCIOS Scope 7b inspectie.
Bij SCIOS Scope 7c-olieleidingen (niet-gasgestookte stookinstallaties) is de inspectiefrequentie afhankelijk van de toestelinspectiefrequentie (24 maanden of 48 maanden). Om de keuringsplicht inzichtelijk te maken kunt u gebruik maken van onze Beslisboom op onze downloadpagina.

Richtlijnen voor aanleg en herstel

Het Besluit bouwwerken leefomgeving Artikel 3.107. (voorziening voor gas) stelt eisen aan de aanleg (en daardoor ook reparatie) van brandstofleidingen.

Een voorziening voor gas voldoet aan:
a. NEN 8078 bij een nominale werkdruk van ten hoogste 0,5 bar; en
b. NEN 2078 bij een nominale werkdruk hoger dan 0,5 bar en lager dan 40 bar.

Opslag

Voor de opslag van vloeibaargasinstallaties is, afhankelijk van de inhoud, PGS20 of PGS21 van toepassing. Hierin worden ook eisen gesteld met betrekking tot de ingebruiknamekeuring en periodieke keuringen van de gasleidingen. Voor het uitvoeren van periodieke keuringen geldt een uiterste termijn van zes jaar. Zie de betreffende publicatie voor de kwalificatie-eisen die worden gesteld aan degenen die deze werkzaamheden mogen verrichten. Deze is te downloaden op www.vrom.nl.

De opslag is niet opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) of het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), maar geregeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur. Voor de opslag van gasolie is PGS28 (ondergrondse opslag) of PGS30 (kleine bovengrondse opslag) van toepassing. Ook hier worden eisen gesteld met betrekking tot ingebruiknamekeuring en periodieke keuringen van de brandstofleidingen. Voor het uitvoeren van periodieke keuringen geldt volgens deze norm een maximale termijn van vijftien jaar.